Hendrik Conscience / zijn persoon en zijn werk
l'amour de ce que l'on fait, cette intensité de sentiment qui frissonne sous des phrases en apparence banales, cett
moette, die hem met groote dankbaarheid over zijn heideverhalen sprak en bovenal bewonde
hangt meer een waas van teederheid. Wel is ook dáar tragiek in de algeheele overgave aan een liefdes-ideaal. In "Rikke-tikke-tak" is de l
erhand wordt zijn beeld duidelijker, totdat ze, gedreven door een onweerstaanbaar gevoel van liefde voor de oude omgeving, met haar vader naar den geboortegrond terugkeert. In een nabije stad brengt een toeval den vriend bij haar. Hij verliet zijn dorp en doolt bedelend rond. In haar tegenwoordigheid kan hij niet langer zich bedwingen. Het verloren geluk wordt
and, leeft van het handwerk van zijn dochter, die zonder het zich te bekennen wacht tot haar minnaar haar vindt en komt halen; in bedekte armoede, op een hoog kamertje. Hij komt op een middag binnen, kon geen we
r het vertrek gaat, hooren ze eensklaps
d. "Zy luisterde met opgespalkte oogen en uitgerekten hals, op iets dat hae
aanschouwt haar en schijnt te willen vragen: "Wat is er, wat is er
ringen duidelijk
getroffen, vloog zy met eenen enkelen sprong en angstig kermend tot de
le, wat vreest gy?"
er! hy komt! Oh, weg, weg dit alles van de t
r van de deur. Lenora vlugtte weg tot in den versten
t voorging. Er ligt fijnheid van gevoel in, waaraan we ons verwachten wanneer we
ugt! Dat God u bescherme! Ga, en geniet in volle maet de twee grootste noodwendigheden van al wat leeft: vrijheid en
ijlt de blinde tegen, het dorp door in d'avondzon, om haar op de grens, waar de welvende groene laan begint, in d'armen te drukken. De oude Van
van de zon en de geboorte van de lente worden reeds in zijn eerste Fransch proza beschreven, en vaak geraakt hij niet verder dan het ontwaken der natuur: "Le doux mois de mai était venu; la nature, sortie de son long sommeil, a
reeds vastgesteld; zijn opvatting, de schikking van zijn vol
an gevormd was, ineens voltrekken, zonder door een aarzeling te worden opgehouden. Alles gebeurt op bepaalde plaatsen, in dié straat van een st
van een eigen nederduitsch volksbestaen nog zoo levendig is ingedrukt." Hetzelfde opstel getuigt hoe het décor hem een hoofdzaak was, hoe noodig hij de vaste vormen van de plaatsen kennen moest, waar iets gebeurt, en hoe een eigenaardige omgeving indruk op hem maakte. Hij had een vervallen huisje opgemerkt, dat hem geheimzinnig voorkwam en waarrond zijn geoefende verbeelding spoedig een roman had opgebouwd. "Maer myne ontwor
aendoeningzieke geest een onverwacht voedsel vond. De duisternis was ondoordringbaer zwart, de wind loeide afgr
orm en op den eenzamen roep van matroozen, die als een doodkreet uit de diepte des nachts in myne ooren klonk. Toen ik de Schelde verliet, om m
kamertje. "Van het eerste uur van mijn verblijf in dit kamertje werd het mij dierbaar. Welk ander vaderland was beter geschikt voor mijne droeve ziel, dan zulke enge ru
sterken, maar er was geen middel om te vergeten, dat de armoede nevens mijne zijde stond. Ik rukte mij dus van de betooverende plaats en da
onze verbeelding. Parijs wordt niet verder beschreven, maar het gevoel van de groo
russel, een kleine kamer, maar gewoonlijk zat hij in een paviljoentje met strooien dak dat op een verhevenheid gebouwd was
bare stoelen en in den muur staken nagels waaraan zijn kleeren hingen. De oude man wa
r ze in het water blinkt of op het koren ligt. Hij onderscheidt de gestalte van een landschap; hij heeft het om zijn lijn en kleuren lief, maar ziet graag de verschijning van een mensch die
r menschen is, hun verschijningen niet even onmisbaar? Wordt niet het landschap ledig, dood, wanneer niet vroeg of laat een mensch erin,
isschien onwillekeurig, toe, voo
schoon. "Maer eensklaps ritselt het gebladerte! In het midden der gebosschen bui
r bladeren buigen en zien haar takken strengelen, wanneer een soldaat er tegen rusten komt. Zijn lic
duidend. Een meisje komt er langs met haar kruiwagen; zij heeft een brief van haar beminde, die ver van huis is. Zij zet zich op haar kar en leest hem
e honingbie dartelde en zong rond haer oor; daerboven tegen den hemel hing de leeuwerik met zyn lied; verder in de woestyn heerscht
dat eene harer heete stralen het loof doorboor
bben hun volle kleuren. Belangstelling in het ongelukki
en laat boomen en hemel alleen. Zoo in "De arme edelman," waar de ongelukkigen hun hof verlaten: "Lan
igheid van gevoel die trilt onder zinnen die er gewoon uitzien, die Vlaamsche schilders