Het portret van Dorian Gray
en breeden glimlach. Hij begeleidde ze naar hun loge met een pompeuze nederigheid, gesticuleerde met zijn dikke, bejuweelde handen en sprak
en uit de pit te bestudeeren. De hitte was er benauwend en de kroon vlamde als een reusachtige dahlia met meeldraden van gelig vuur. De mannen in de galerij hadden hunne jassen en vesten uitgetrokken en over de balustrade gehangen. Zij schree
een godheid te vind
ve gezichten en gemeene gebaren verandert, als zij op het tooneel komt. Zij zitten als gemagnetizeerd naar haar te kijken. Zij laat ze huilen of lachen
iet! riep Lord Henry uit, die door zijn bi
te spiratualizeeren, dat is iets heel moois. Als zij een ziel geven aan menschen, die altijd zonder ziel leefden, als zij den zin voor het schoone kan wekken in menschen, die altijd leelijk en vuil leefden, als zij hun ego?sme kan ontnemen, en k
me bang maakt. Maar daar begint het orkest. Het is afschuwelijk, maar het duurt gelukkig niet langer dan vijf minuten. Dan gaat he
we bevalligheid en in hare groote, verschrikte oogen. Een lichte blos, als de schim van een roos in, een zilveren spiegel, kwam op hare wangen toen zij even rondzag in de volle, enthusiaste zaal. Zij trad een paar
efst! Al
speelde een paar noten en het bal begon. Sybil Vane bewoog zich onder dien troep onbevallige, slecht gekleede acteurs als een schepsel uit eene andere wereld.
at. Zij toonde geene v
kele woorden die z
im, smaad uw h
erbetoon bew
zijn hand den
hand is vrom
ve was als muziek, maar de toon was valsch. De kleur ervan was slecht
e iets zeggen. Zij waren zeer teleurgesteld. Maar zij voelden, dat een Juliet niet beoordeeld moest worden voo
aar het tooneelmatige van haar actie was onverdragelijk en werd hoe langer hoe slechter. Hare gebaren wer
acht omsluier
e anders door
nacht u daar
stheid van een schoolkind, ingepom
lcon leunde en kwam
t u blij,
an geloften i
, te plotselin
we?rlicht dat v
icht! Vaarwel!
aam gekoester
em bij 't volge
Het was geene zenuwachtigheid. Integendeel, zij was geheel zich
j werden onrustig en begonnen hard te spreken en te fluiten. De Joodsche directeur stond vloe
torm van gesis en Lord Henry st
maar ze kan niet acteer
rden, bitteren klank in zijn stem. Het spijt me, dat ik je een av
f dat Miss Vane niet we
ns een anderen a
inkoud en ongevoelig is. Zij is veranderd als een blad aan een boom. Gisteren avond was zij
d van wien je houdt, Dorian
eelt als een houten pop. Ze ziet er allerliefst uit en als ze van het leven een weinig afweet als van acteeren, is zij een charmant tijdverdrijf. Er zijn maar twee soorten van menschen, die werkelijk interessant zijn: menschen, die ?lles weten en menschen, die totaal niets
wil alleen zijn; Basil, jij moet weg.
den. Hij vloog achter in de loge en tegen den m
rian ging op zijne plaats terug. Hij zag bleek, trotsch, onverschillig. Het stuk sleepte voort en scheen eindeloos. Het halve publiek ging weg, lachend en stampend met de
et een glans van voldoening op haar gezichtje. Haar oogen schitterden van een exquis vuur. Er scheen een
aan en eene uitdrukking van onzeg
nd slecht gespeeld,
ijk! Het was verschrikkelijk!! Ben je ziek? Je weet niet hoe verschr
limla
s was die naam zoeter dan honig voor de purperen me?ldraden van hare lippen. Do
jpen? vroe
was? Waarom ik altij
goed zal spelen. Hij
niet spelen. Je maakt jezelf bespottelijk. Mijn
hooren. Zij stond als v
an geluk oms
was in de wereld, waar ik totnogtoe leefde. Voor het eerst viel het mij op, dat Romeo leelijk, oud, en geverfd, dat het maanlicht in den tuin valsch, dat het decor vulgair was, en dat de woorden, die ik zeggen moest, onwaar klonken, dat zij niet mijne woorden waren, dat zij niet uitdrukten wat ik zeggen wo?. Je hebt mij iets moois, iets hoogs gegeven en waarvan iedere kunst maar een flauwe we?rkaatsing is. Je hebt mij geleerd wat liefde waarlijk is. Mijn lieveling! Mijn lieveling! Mijn tooverprins, prins van mijn leven! O, ik ben nu zoo mo? van al die schimmen. Je bent voor mij méér dan alle kunst ooit voor mij zijn kan. Toen ik zoo even opkwam, begreep ik niet
een bank en keer
liefde vermoor
j hem en streelde zijn haar met hare dunne vingers. Zij knielde ne?r en drukte
j op en liep
unst. Dat alles heb je nu weggegooid. Je bent klein en dom. Mijn God, ik was gek zooveel van je te houden! Ik was dwaas! Je bent nu immers niet meer voor me! Ik wil je niet meer zien! Ik wil niet meer aan je denken! Ik wil je naam niet meer uitspreken! O! je weet niet wat je voor me geweest bent, vroeger. Waarom vroeger?... O! ik kan er niet aan denken. Ik wo?,
e haar handen samen en de stem s
t, Dorian? fluisterde
ou over. Jij doet het zoo
aat kwam zij naar hem toe. Zij legde haar hand op
nik, en zij wierp zich aan zijne voeten. Zoo b
niet gekust hadden. O, zoen me nog eens! Ga niet van mij weg. Dat zo? ik niet kunnen verdragen. O, ga niet van mij weg! Mijn bro?r ... Ach neen, het is niets! Hij meende het niet. Het was maar gekheid van hem ... Maar jij ... O! kan je mij dezen éénen avond niet vergeven?! Ik zal h?rd studeeren en gňed mijn best doen
jne mooie oogen op haar ne?r, en zijne fijne lippen krulden van minachting, er is altijd iets dwaas' in de emoties van iemand,
stem. Ik wil niet boos op je zijn, maar ik kan je niet
r hij ging, wist hij nauwlijks. Hij herinnerde zich later gedwaald te hebben door flauw verlichte straten, door nauwe spookachtige poortjes, langs verdachte huizen. Vrouwen hadden met schorre stemmen en ruw gelach hem toegeroepen.
g hoe de mannen ze ontlaadden. Een wit-gekielde karreman bood hem een paar kersen aan. Hij dankte hem en verwonderde zich, dat de man weigerde er geld voor te nemen; hij begon ze lusteloos op te eten. Ze waren 's nachts geplukt en ze hadden de kilte der maan nog in zich. Een lange rij jongens met bonte tulpen, roode en witte rozen, liep voor hem uit; ze zochten hun weg door hooge, fletsgroene hoopen groenten. Onder de loods me
e, met zijn stil gesloten vensters en blank starende luiken. De lucht was helder opaal geworden; de daken der huizen glinsterden als zil
ieuwe zucht naar luxe juist had laten inrichten en behangen met kostbare Renaissance-gobelins, gevonden op een ongebruikten zolder in Selby Royal. Hij draaide de deur open; zijn oog viel op het portret, dat Basil Hallward geschilderd had. Hij schrikte terug als in ontsteltenis. Toen ging hij naar zijne zitkamer, verwarring in zijne oogen. Hij nam de bloem uit
waar zij sidderend bleven liggen. Maar het vreemde op het gezicht van dat portret was er nog, scheen zelfs intenser. Het warm levende zonli
vastgehouden door ivoren kupido's, een van Lord Henry's
bij het portret en beschouwde het we?r. In het werk zelf was niets te bespeuren; toch wa
elfs monsterlijk zoo iets te bedenken. Toch stond het portret daar voor hem, met dien trek, om den mond. Wreedheid! Was hij dan wreed geweest! Het was haar schuld en niet de zijne. Hij had zich haar gedroomd als een groot artiste, had haar zijn liefde gegeven omdat hij haar groot waande. Toen had zij hem teleurgesteld. Zij was klein en min geweest. En toch rees er een groote spijt in hem op, nu hij haar zich voorstelde, liggende aan zijn voeten, snikkende als een kind. Hij herinnerde zich hoe ongevoelig hij toen op haar had ne?rgezien. Waarom was hij zoo geweest? Waarom was hem zulk een ziel
n zijn doen en laten. Het had hem geleerd zijne eigen schoonheid lief te krijgen. Zo?
okbeelden achter zich gelaten. Op zijne hersens was plotseling dat kleine purperen spatje gevallen,
rozen zouden verleppen. Voor iedere zonde zo? een smet die bloesem-frischheid bezoedelen. Maar hij wilde niet zondigen. Dat portret, veranderd of niet, zo? hem zijn zichtbaar geweten zijn. Hij zo? de verleiding we?rstaan. Hij wilde Lord Henry niet meer zien, wilde in ieder geval niet meer hooren naar die fijn geslepen theorie?n vol gift, welke in Basils tuin voor h
een groot scherm recht voor het p
dem. De zuivere ochtendlucht scheen al zijn somber lijden weg te blazen. Hij dacht alleen aan Sybil. Flauwe echo van zijne liefde zuchtte tot
o
. Burgersdijk: