De komedianten
feestkoorts. Het begon met de kinderen, die reeds vóor de dageraad toeterden met trompetten en oorverdoovend kletterend sloegen met kleine cymbalen op straat. Niemand kon slapen meer; iedereen stond,
jn advocaat. Stroomde het naar den Tempel van Rheia Kubele, over de legendari
n, was de Rouw, om Attis, waren de Vasten geweest, hadden op den Dies Sanguinis, ter herdenking van Attis' Dood en Zelfverminking om zijn ontrouw aan der Goden Moeder, de Gallen in smart en bezetenheid zijn voorbeeld gevolgd, en zich, tot bloedens toe, dànsende, op het plein voor den tempel, de mannelijkheid verminkt en weêr verminkt: in telkens herhaald symbool, schijnbaar, het r
ven, die de schouwspelen mochten bezoeken, van feest, féest, féest voor iedereen!! Wie op was, gebaad had, ontbeten, voegde zich in den stroom, die golfde naar het tempelplein en het óverstroomde. De menigte stond dicht op een gedrongen. De Tempel was open, de zuilen waren omkranst met lauwer en sparrefestoen;
ats zouden hebben, vertoond op dit plein, op de traptreden des tempels. Nu echter verzamelde zich, 's vroegmorgens, het
?! galmden zij. Groot
are gouden franje. Priesters, als Korybanten verkleed, demonen der bosschen der Ida, dansten om het Beeld den Pyrrhischen dans, zwaard kletterend op schild: herinnering aan Rheia Kubele's barenswee, toen zi
bassebrulde de Archigall
igallus, terwijl het Beeld terug in den t
s Matris! Heilige
len galmd
meteoor, die, uit den hemel gevallen, de Navel van Rheia Kubele was: met juwee
riesters, op de tempeltreden verk
izerin
e vrouwen, zichtbaar geworden. Het wriemelde nu alles van dichte menigte; op de oeroude Trap van Cacus-trap der mythe, waarin Herkules den reus Cacus hier ter plaatse versloeg-verdrong tot stikkens toe zich het volk, om te zien het Beeld, den Navel.... nu, Domitia. In de zuilengangen van het paleis ook verdrong zich de menigte der hofbeambten, stond de, in glinsterkuras de zon weêrspiegelende, wacht der Pr?torianen. Het marmer tintelde aan de lange zuilenschachten als met loodrechte lijnen van onversmeltbare sneeuw,
haar....? Maar Ni
, uit eerbied voor de Megalezia èn voor
van Domitianus.... En
ster van C
vriendin van Nig
ie is.
abulla, zie je? Wel
la is ma
met die ronde k
het pr
st
k zeg n
yptische, hè? En Crispin
op!! De ve
sterde n
Nigrina h
st
gepa
zal het niet duren, àls z
S
kruisig
isigen
Keizer ni
ttt.
e Archigallus. De processie trad weder den tempel ui
den schril de gesnedene Gallen.
eed den Archigallus aanbieden een schaal
eum! Acu
gleden den tem
esde het onder het volk,
tijd.... Het Thea
bij zijn....
laatsen te
ruit
an! Voorui
f toeterden met de trompetten of sloegen kletterend met de koperen cymbeltjes. De moeders hielden zich de ooren dicht of sleepten, ontzenuwd, de
het mooist he
niets in he
het Theater....
n opent het Cir
och! Naar
de winkels gesloten,-over het Velabrum-geen markt!-over het Forum Boarium-geen runderen om den bronzen stier!-langs den langen muur van den Circu
ppigde het volk. Omdat
n rouwen...
priesters om een ezel.... Willen jullie de godin niet kuss
de Gallen voort getrapt, de weêrstrevende ezel
nnen, vrouwen, kinderen baan..
r het Theater stróómen
beurden den sluier, ontsloten het kastje.... En de dringend
volk, duwende, zich verdeelende òm den ezel en
balengekletter der kinderen. Tegen het Pompe?us-Theater golfde als een dichte, bontkleurige zee aan, waaruit de koppen dreven, de armen omhoog staken met wijdvingerige handen al
binnen. Het was of het Theater was een monster, een half ronde monsterkop van zuilende ommegangen, met beelden ge
ilen, met zijn fel wit marmeren beeldenkroon. Het waren de zuivere lijnen en vormen der antieke bouwkunst, in deze Latijnsche decadentie nòg zuiver bewaard; het was een dier laatste verwezenlijkte schoonheidsidee?n door Hellas aan Rome vermaakt, nog bij
ridors; die corridors werden op hun beurt gesneden door zeven trappen: stralen gelijk, getrokken uit een middenpunt, door den halfcirkel heen des Theaters. Bleef de orchestra, en waar de Senatoren zouden zitten, bleven de eerste veertien rijen, de ridderbanken, nog leêg, de verdere ruimte, de cavea vulde zich, meer en meer. Nu was in minder dan éen uur tijds de geheele cavea vol: een kleine veertig-duizend toeschouwers zaten op el
een plaa
jn te l
usschen knie?n en ruggen der zittenden, vroegen beleefd om het plaatsje.... Meestal werd het ingewilligd, goedhumeurs; slechts zelden ontstond twist, of was er onwil: wàs het plekje te bezitten, dan werd het afgestaan; de rug van den indringer dráaide zich tusschen de schouders der beide inschikkenden en de knie?n van wie achter hen zat; zijn billen poogden dalende de zitplaats te bereiken; soms zat hij neêr op de voeten van wie achter hem zat; er waren kwinkslagen, obscene schertsjes: zoo dicht zitten op elkaar lokte allerlei uit, maar zelden boosheid: meer aardigheid met de vrouwen, geheime liefkoozing; kleine intriguetjes tusschen onbekenden werden voorbereid met een drukje van knie of voet en flegmatische gezichten st
te nemen naar het Theater en trotsch welfde zijn buik en rondde zijn volle-maansgezicht naast de ?kostbare", de Lydische en deed hij, of hij de man of de minnaar was van die mooie, Grieksche slavin, die, rijk gedost, zat aan zijn zij. Taurus zat niet ver van hem met zijn acht meiden-beter ze meê te nemen dan ze thuis op te sluiten: dan werden ze weêrspannig en braken den boel, en Pampus zat er met de zijne en die oude Galla met de hare: de heele Suburra drong er op elkaar; zelfs de straatjongens hadden kans gezien.... Dat drong, drong op elkaar, met de dieven en beulen, de lijkendragers, de matrozen van Ostia en hunne meiden, de bedelende Gallen, die na het eerste morgenuur toch geen zaken meer deden met hunne godin en de nietswaardige naveltjes; en al het personeel van de Thermen en al de werklieden, die werkten aan de nog niet geheel voltooide Titusbaden en het Colosseum; dat drong op elkaar met al de slagers, de warmoeziers, de sneeuwverkoopers en ooftverkoopers van het Velabrum, terwijl de voornamere winkeliers van den V
mij, die al sedert de nacht bezig ben geweest te kokerellen, zoo dat van avond de caterva wat te eten heeft?? Maar
lde laatkomers, die omkeerden, in, beduidden hem, dat het Theater vol was, dat de veertig-duizend
het Colosseum! Nu is het de eerste voorstelling in het Theater! Bij de éerste voorstelling moet je zijn, als je in Rome iets
hier en daar luisterde,
efden de opzichters: zie toch
Voor mij, wiens ezel waarachtig in den Proloog optreedt! Heeft de dominus mij mijn ézel dan niet gevraagd, omdat hij zonder hem de
wat er toch gaande was, schaterden
Er is wèl plaat
losseros en Carpoforus van af de hoog
p Nilus en wees op de
hen zijn acht meiden, zijn overbuur
iden, met
! Alex
jn slaven?!
de het lachende van alle kanten. Hier
gierig naar de cavea, waar zoo veel rumoer was. En de Alexandrijnsche, Nilus, de slaven stegen de verschillende trappen o
wende en nòg, trots verbod, toeterende en cymbel-kletterende kinderen! Maar de ridderbanken vulden zich en in de orchestra wer
met den maskerkop er op gegraveerd, den opzichter overhandigd; zij namen plaats nadat de opzichters hunne kussens beleefderig hadden opgeschikt: zij groet
ziek.... Hij moet gisteren, na den moord op Nigrina, als bezeten geweest
zal niet verschijnen, verzek
kele Senatoren; wij waren van mo
istylium de processie te
wam uit het Hu
n, zij zal ze
eder Tribunaal, op bronzen drievoet, in de orchestra en hooge bronzen lampen, om ontstoken te worden mocht tot de schemering de daglange vertooning duren.... Maar de beide Consuls deden hun intrede, de Pr?fecten van Stad en Schat, Leger en Vloot, de verschillende Colleges
efd Juvenalis en de jonge Suetoniu
ierlijk en hoffelijk; er werd veranderd van plaats met eindeloos weêrzijds vergeving vragen, weigeren, aannemen dan; de letterkun
wapperend ontplooide, zich uitbreidde met immense, meer en meer van zwoele bries doorklaterde banen.... Het was het velarium, dat langs ijzeren stangen en staven aan koorden getrokken, het geheele Theater overgolfde, den marmeren put af sloot van den Aprilheme
erluchting, want reeds, zoo dicht op
perden, van de bries, boven die meer dan veertig-duizend koppen, die keken op. Zie je, er waren de Muzen op geschilderd, die dansten op een hemelsche bloe
r! Waar kòn nog zoo een mooi Theater zijn! Van binnen gehéel met marmer bekleed, met regelmatig in den ronden muur, boven de zitplaatsen, de nissen, waarin de marmeren en bronzen beelden of de groote, bronzen bekke
ftige, Consulaire personen en autoriteiten, en dan die twee prachtige Tribunalen, ter zijde. En dan de sc?na, àch
t hoogere poorten in de tweede verdieping, voor de ?vreemdelingen" of de ?boodschappers", naar de ?zee" of de ?stad", ook om alle mindere personages te doen verschijnen of verdwijnen en die sc?na was hier een dubbele, Corinthische kolonnade, de eene òp de andere, met kolommen van de edelste steensoort, marmer van Caristo en Numidi?, terwijl in de nissen van den sc?na-muur, tusschen pilasters, beelden stonden en groote, schuine, geluid weêrkaatsende, bronzen schalen waren ingevoegd. De sc?na verhief haar prachtigen achtergrond even hoog als
e?nstalleerd; zij aten nu, zij dronken gezelligjes wat; er was niet meer dan een ruischend, druischend geroezemoes; de moeders hielden de kinderen zoet. Zij wisten, dat zij làng zouden wachten. Toen er fanfares kletterden buiten, van de poort van het linker-Tribunaal, spitsten zij òp, keken links.... En slaven haastten zich met brandende
groepeerden zich om de Keizerin, hare paleisvrouwen volgden; de vijf andere Vestaalsche Maagden volgden de Opperpriesteres. Zij zetten zich op hare zetels; het Tribunaal vulde zich achter met de lijfeigenen, met de slavinnen der Keizerin. En men we
nsche, die, steeds aan haar rekenbord, ni
en Flacca, Prisca en
or Domitia
klikkers, flui
Z
was toch bloedschande wat ze deden....
... siste toch Taurus, r
de oude Galla bij
? Dat monster! verontwaar
Taurus; daa
ulia ges
oeder van Nilus, of het w
het hoofd: het was niet à
e ?Eros"," blond, met zijn blauwe jongensoog
, ji
knie gehost, bij de worstjes van vr
aa
.. Bij de ou
en tijgers; hij werd de Jager bijgenaamd, hij was tevens lanista der allerjongste gladiatoren, hun schermmeester; uit zijn leêren tuniek staken bloot zijn gebruinde, monsterlijk zwaar gespierbundelde schouders en armen; de zwellende kabels vertakten er langs; de litteekens van de wilde-dierklauwen glo
e hij; die meiden dá
iden te gelijker tijd den rudis gegeven, schermstok en staf-van-ontslag-en-vrijlating, sinds eenmaal in het Colosseum he
s, ter zij van Carpoforus; in
elkander eens, dat he
ls, die moeten bestaan van hun krachten; die patricische meiden zijn de hèl voor jullie: ben je
den. Maar Coloss
groot voor arme drommels als wij, die
ale Eros"! plaagde Verus,
oe. Ik heb een moord begaan. Maar ik was sterk; dat was mij
erg is een moord niet, als je driftig wordt....
a vermoord is,
r is gepakt,
en van mij, hoor! Dat weet je? Ee
minachtte
een weggeloopen s
leegd? Of de dief? vroeg, st
as ten gunste van beiden-de eene helft voor Triumfus, de andere voor Murrhinus-door den Keizer begenadigd geworden. En zij beminden
rpoforus. Het
jd uit, met zijn
en massa van kracht, de armen gekruist, naast elkaar, geduldig te wachten, naar de beelden der sc?na te kijken.... P
de hij los, plotseling boos, w
s zij. Op alle rijen stampten zij nu. Het gestamp daalde regelmatig de rijen a
bunaal waren omhoog gewend naar waar het e
a's blik ontmoetend. ?Hadt je me maar"; hè?! Zeg-tot zijn makk
en blonde haardiademen negen boven het gelach naar elkaar toe. De beide vrouwen toen, achter de Virgo Maxima, die ernst
erin bleef Cr
rde Domitilla tot de Keizer
ngen!! giech
Keizeri
h? vroeg de Op
. Domitilla knikte, fluisterde voort. De Virgo Maxima, toen, lachte hartelijk. De Vestaalsche Maagden achter haar, wilden weten.... Fabulla flui
oren af, de rijen van het Theater af, vermengde zich met aller gestamp. Luider druischt
der Groo
der Groo
De Spelen!
in hare vrouwen.... Maar plotseling bliezen van bov
juichte
het teedere moduleeren der rechterfluiten, op het diepere begeleiden der linkerfluiten zongen de zangeressen, geschaard, de hymne.... Korybanten daalden de trappen af; zij droegen zwaard en schild; tusschen de hymne door, mimeerden zij den Pyrrhischen dans en regelmatig kletterden zij zwaard tegen schild, als zij hadden gedaan toen Jupiter werd geboren.... De hymne steeg
e ridders, de Senatoren, de mat
ng.... meende Quintilianu
de adulescens, ook gedaan had om hem zijn optreden te doen mankeeren, met gratie en Grieksche bevalligheid ?Attis" mimeerde tusschen het koor, keerde hij zich plots woedend om, met gebalde vuisten. He
eg de dominus, raze
iener kalm. Wat wilt ge; als de Keize
; zij waren half of heelemaal gecost
er? vroeg de
hoewel natuurlijk alles voor en in het Keiz
rig; de adulescens naderde weêr; de tweelingen, met wie G
ium voort ging de dans, het
minus woedend.... Dat
oede; hij kon he
t van het spel van ?Laureolus".... b
ek; zij hadden een kreet
nus. Kunst blijft toch altijd kunst! Als ik geweten h
sterde de hoofdopziener;
d kunnen vermoèden, dat zulke dingen zouden kùnnen bevolen worden op een Romeinsch Theater.... ik nièt aan het v
hoofdopziener; nu moèt het, domi
t Grieksche Theater, waar nooit zulke schandelijke kunstverkrachtingen voor zijn gevallen.... Het is een
len grex alle richtingen uit, naar links, rec
e metalen spiegels, bleek, zagen elkander aan....
ecilianus, huiverbang,
nk, naar de Lydische wijze, het
aar lieve lachje. Dat is immers nièts! Zulke dingen gebeuren z
lein-Azi? of Egypte! vie
vroeg Cecilianus bang. W
, nu niet zoo bang. Bij den ezel van N
gewelf, zeker,
leedste
der de
l niet kunnen spelen, niet kunnen zingen en dansen, al
ominus kw
klaar zijn op ti
zijn, dominus, ver
kaar, bleek, voor hunne spiegels, waarin de
, dertig meiden des morgens te kappen had. Van dun vlas zette zij Cecilius een pruik op als een kleine toren, een blonde mitra, goud-overstuifd, schikte zijne eigene kr
x! prees de dominus, verg
anders dan zij Cecilius gedaan had. Buiten
elkander aan.... Ceci
beer! rie
lius. Balkt daar ni
postsc?nium, waar de kleedkamer
beer!! riepen de komediante
s naderde,
inus
agus.
te luid achter de sc?n
bezwoer, fluisterkrijsch
riepen
beer! Pas op, dat hij den e
.! Zij hieven zich op de teenen, gingen op schabellen staan, rekten zich om uit de raampjes te kijken. En zij
nou.... ik geloof.... Hi
er br
postsc?nium balkte,
t.... Dus, aan het
st" in den grex zo? optreden als ?Laureolus"; aan het slot...
eloofden niet, t
rzekerde Lentulus, griezelig
mele, de danseres;
n de beide cho
ningspoort", trad Lavinius' mi
: het fluitspel vervloeide.... De eerste zangeressen verschenen, nu het
en zij, toen zij d
l fluist
eer.... Aan het slo
erde het handengeklap.
en hoorden den beer. Hij bromde, zacht maar gestadig. Of hij, nog niet
eelsters, bleek, toen zij de houten trap af kwamen
ònder het toonee
neel! beaamde Cecilianu
beiden g
uwemaskers van den edelen Plinius. Vooruit! Jullie zijn weêr te la
op hun donder! zei de senex,
r de sc?na. Beneden, in het g
tra? vroegen elkaar de komedianten.... Die
de Kei
wee
! drongen de chor
zaten weêr neêr. De dominus had
de anderen bezig te kappen. Maar Cosmus verscheen, met zijn sl
domin
domin
je koppen
domin
domin
oor de oogen en dat a
domin
domin
nurkte bened
egon zich te schilderen met
schilder jij mij, da
ecilianus; jij
, schrijlings op Cecilianus' schoot e
an, die wel goed vond, dat zij elkander
de oogen van hun dominus te zien zitten de een op des anders schoot, te paard, beiden reeds met het torenkapsel gekapt als meretr
s, ook, mag ik dan maar een plaatsje zoeken in d
us, zei d
er loops, bij zijn werk, terwijl
chter het Tribunaal der Keizerin, en zag uit en op in het Theater. Hoe warm was het er al! He
èr!
zenden stemmen en de roep
at vloeien
oor het Theater. Zelfs al ware de Keizer
áter!!! Laat vloe
velarium, openden de theaterslaven, op bevel van h
e in deze pauze, vóor de Bacchides werden vertoond, langs den hoogen theaterwand
n zij ook hier en daar het water, hoewel het alleen vloeide om de atmosfeer te verfrisschen, niet om gedronken te worden. Maar in de orchestra, tusschen de
unaal ontsprongen fijne
e cavea op, met wellust
mde het erg
-ha
en ézel?? vro
ien, zei Nilus, d
een beer, meende Carpoforu
s toch onmogelijk
, dat je ezel balkte
als een beer, die bromt?
reede handen-vol water de koppen, de a
elaren en de zijdeverkoopers.
et aularium statig op. Het was het voorgordijn, dat, om een kabel in de planken en aan ijzeren staven achter de zuile
iscoulissen op van Bacchis, de Atheensche deerne en van Nicobulus, den vader van Mnesilochus. De Atheensche Bacchis zo? gespeeld worden door Cecilius, die haar tweeling-zuster, Bacchis, die van Creta komt, verwacht; Nicobulus was de nijdige senex; Mnesilochus heette de zelfbewuste adulescens. De dominus en de choragi zagen toe: h
Schuif de trappen nu achteruit van de e
n den achtergrond, schov
ets hooger, zei d
terdoek
oeg!! riepen
.... beval
terdoek
bevalen d
de dominus. Gisteren, toen w
, dat, gedraaid, vertoonde het inwendige van het huis van Bacchi
draaide, he
ominus, verzeke
ubels, hang de
ijk aanligbed in den vorm van een pauw met ontplooiden staart-lectus-pavoninus-en gouden kussens; het waren schabellen van verguld en ivoor; de citroenhouten tafel werd gedekt met servies van verguld, kanne
n. Maar het is bijna àl te mooi, dit triclinium van een Atheensche het?re. Ik vrees, dat zoo mooi decor afleidt van het spel zelf. Je begri
en voelden aan de zware stof. In Rome, dominus, wìl h
de ezel, nerveus maar wel-opgevo
oen hij zijn spelen gaf, de meubels met echt zilver beslaan, Petre?us met goud en Nero wilde, dat àlles goud was, echt goud: alle me
brauwefronsend; zal de dóod z
je jongentjes zullen er toch maa
en, dat de tooneelknecht van bronzen l
t siparium dicht,
oof toe: het tweede gordijn, dat het tooneel verdeelde in een gr
rde, dominus, verz
uldig gestamp van zware sch
dominus. Mijn komediante
en hielden de fonteintjes van geur op te spuiten h
het volk, omdat he
toe geschoven. En de Prologus, op den voorgrond, reed te voorschijn, als Sile
wees den gladiatoren. Het is mijn
, nijdig. Onze ezel is ten minste een ezel van de Moeder der Goden.... En dus ges
jn; hij droeg den maskerkop van een ouden gluimigen sater, met druivetrossen en ranken, en ook ranken vertuitten den ezel, die rijk was getuigd; druivet
ea; er was een gedruisch van stemmen, terwijl
? ik zijn zoo
it mij niet b
roestte en poefte
gemompel 't nie
Heeft beroem
kvellig kome
ich op deze
? Hoe zal ik
een óogenblik m
van het op te voeren blijspel was, traden langs de zuilen, links en rechts, uit de
lage schabellen en begeleidden komiesch met lange, wee
linius; die wulpsche muziek, die onzen tijd
ek, beste vriend, zei n
Ca?us Gracchus, de grootste redenaar van zijn tijd, bij zijn redevoeringen zich
r psaltherion en spadix en dan die Lydische fluiten daar, wier kla
derbank, fluisterde M
onze Quintilianus. Maar hi
? vroeg S
hysterische kattegemiauw van die hooge, hooge rechterfluiten preludeeren wat ons de Bacchides geven gaan: Cecil
onius, schuin, wat d
Jong, maar droog en hij daar voo
der naast z
rave soldaat met verborgen dichterziel.... Plinius, Plinius is wien ik bemin en bewonder.... Hij begrijpt alles, hij verontschuldigt àlles bij
ium open, rechts en links: de At
rpingen.... Quintilianus, Quintilianus, dàt zijn de accoorden van onzen tijd! O, het is goed jong te zijn, niet te betreuren wat het Verleden ook
zijn ezel, wijzende, toonde de beide Bacchides, die versch
d de cavea. Wat zijn ze mooi!
Prolog
, die de Bàcc
e haar Bacchan
zusters; Samis
thene, de ee
jken zij elk
ter, dropple
aar, gewijd
mden beiden Ba
de Atheensch
die komt van
- - -
r de opgelegde, verlengende brauwen; blank en roosrood waren de wangen en de mond was met verhoogd aangetinte bovenlip toch verlengd, zoodat het type van den maskermuil was bewaard en de beide frissche jongensgezichten herschapen waren tot de even exotische, vreemd pervers ontroerende aangezichten van Cypersche beeldhouwkunst-aangetinte blanke kalksteen-kunst uit archa?schen tijd. Dat archa?sche kwam ook nog uit door het breede en hooge maar platte van hunne achterkapsels, waardoor het scheen, dat geheel hun maskergelaat ook platter werd; dat archa?sche kwam ook uit door hunne kleeding. Zij droegen beiden de zelfde peplos van ragfijn geplooid geel gaas-geel was de traditioneele kleur op de planken voor het?ren en symbolizeerde haar goùdzucht-; de peplos was kort, tot de knie?n, liet hun efebe-beenen bloot, de vier punten vielen zeer lang ter zijde met lange, gouden franje en kwasten, maar het ondergewaad van geel, met schelle gouden rozen doorweven, scheen er schitterend bij iedere beweging door heen
ne zu
ne zu
sten t
hun dans. Zij zongen al dansend, eenstemmig, hun blijdschap. Hun maskermonden openden zich tuitende toe naar het verste en hoogste punt: naar de gladiatoren. Zi
dingen hunner schrale efebe-armen, die bogen rechthoekig de ellebogen en uitspreidden de bejuweelde vingers met opgezette, héel-lange nagels, als vreemde vlinders of vogelvlerken, bezielden zij hunne uiterlijkheid tot een levend archa?esch beeld, dat
toren, de soldaten, de meiden, d
luisterde Fabulla, die hen pràchtig von
fluisterde bewonderend
ecilianus wendde het gloeie
n neêr geslagen; toen glimlachend,
ius bijna schalk; hoe vindt
geef de voorkeur aan het fijne fluitspel van Zozimus op de ongelijke twee p
ties in het oude! Zij beelden geheel en al onze eeuw uit, die moê is van alles en zichzelf en zoekt, zoekt, zoekt, zelfs in ons Ve
atariesch blijven, terwijl zij in Hero en Leandros geheel en
nooit anders dan statarie
h: fèl bewogen. Toen zij Hero en Leandros mimeerden, deden zij het mooi motoriesch-hartstochtelijk-zoo als het moest. Als zij dit motoriesc
n en werd nooit zoo in Plautus' tijd gespeel
s in. Het modernizeert het eeuw-oude stuk.
heftig in
ad op, rijk gekleed in veelkleurig gewaad,-veelkleurig steeds was de jonge-rol gedost-en terwijl hij, ijdel, lonkte naar Fabulla, die hij herkende uit Nilus' taveerne,
deerd, kunst tot een volmaaktheid gebracht, die maar niet door een patricische zoo even na te bootsen zo? zijn. Hoe hadden zij niet zich gratievol en rhythmiesch bewogen, op de maat van de fluitmuziek, hadden zij niet gezègd en gezongen, klaar, duidelijk, hèl, overal in het Theater verstaanbaar.... In hun uitspraak was iets geweest, dat zij voelde nooit te zullen kunnen benaderen: de zeer letterkundige en daarbij theatrale uitspraak van het Latijn, die aan ieder woord zijn waarde gaf.... Zij voelde het alles zóo, dat zij op éenmaal bang werd voor eigen eerzucht en verlangen..
en zo?.... Maar zij zo? sidderen en rillen van angst voor die duizenden oogen: zij z
cht, dat zij zo? weten, zoo een bittere teleurstelling, dat zij zich achter de andere vr
je tevreden.... o
arlaken gordijnen, pauwebed, verguld vaatwerk, rozenkransen, die de ?dilen aan de sc?nische uitmonstering hadden verspild. Tusschen d
e" meretrices in die overdreven, theater-traditioneele weelde te zien vóor draaien op de exostra, terwijl wulpscher, rechts, de f
een beer? vr
as mooi en zóo kon je nog een stuk van Plautus, een hoogere palliata
dulescens": alleen om de twee weelderige Bacchides,
waar zij elkander in zusterlijke omhelzing h
zuster, 't bes
gt, sprak met di
, mijn l
Cecili
nwaar van purperblos hun als masker geschilderde gezichten-bleven zij statariesch: kalm, glimlachend, schàlk, ondeugend, pervers sierlijk maar ónbewogen omdat dit immers de rustige palliata was, het hoogere blijsp
Keizerin toe. In ijl schoten tooneelknechten toe met brandende lonten, ontstaken den wierook in de vazen vóor het rechtsche Tribunaal. Het aularium ro
nus ver
et luid, schel, hoog, diep, bas
r Senatoren omlaag vermengden zich met die der oprecht juichende gladiatoren omhoog; die der cavea met die der ridderbanken; die der mann
kt en van mannelijke schoonheid geweest; hij scheen nu gesloopt, vervallen. Zijn lichaam was ziek en zijn ziel. Hij was in zich gek van angst, achterdocht, twijfel, berouw. Maar hij hield meestal zijn krankzinnigheid in zich geborgen, in het bijzijn van anderen. Hij was onverwachts gekomen in het Theater omdat hij dezen dag van feest te bang was geworden in het Palatium. Hij was zeer omringd, door zijn officieren, cubicularii, knapen. Een nar was aan zijn zijde, mismaakt
e zon steeg, door het velarium neêr zevende een onweêrsachtig broeienden lentegloed. Toen het aularium neêr gerold was, vertoonde het toon
.... W
s weêr wellustig snuiven de frischte en den geur, te spuwen, te praten, zelfs te lachen. Een overmoedige jongen dorst dieren na doen: een hond, hij blafte; een schaap, h
de knechten. Zo? het begin van de Bacchides worden herhaald. Prologus op ezel reed voor, re
g rhythmiesch gejuich. Syrus, die de rol van Chrysalus speelde, de listige slaaf, die het noodige geld altijd weêr voor zijn jongen meester weet te tooveren door handige intrigue en verwikkeling, wàs prachtig! Hij was heerlijk van drieste onbeschaamdheid: hij was de volijverige servus currens, die, altijd haastig doende, intrigeert en het terrein behoudt, al bederft zijn verliefde jonge meester ook telkens alles. En dan de senex!! De eerste vooral, Nicobolus! O, die beide ?grijsaards" met hun groote maskerkoppen, die grijnsden boos aan de eene zijde en gemoedelijker grappigden ter andere! Hoe de menigte om hen làchte als zij eerst den eenen, dan weêr den anderen kant van hun maskerkop draaiden naar het publiek. Geheel vergeten was het, dat Domitianus daar zat. Hij zat immers zoo rustig in zijn purper gedoken, te kijken.... Ja, hij keek: hi
verrast over zichzelf, Sila, de
niet te snel tempo ?statariesch" gezegd en gedanst en gerekt. De dominus, tusschen de zuilen der sc?na, lette nauwkeurig o
ide vaders harer minnaars, die kwamen kijken om een hoek.... Zij dansten op de exostra, op het prosc?nium; zij dansten van huis uit op straat, van
.. dacht Crispina, in ee
zoo ruw....? Zo? de Keizer dan verontschuldigen....? Hij verontschuldigde wel èrger dingen; hij strafte zwaar minder vergrijp dan tweelingen hebben van een histrio en die geschenk geven aan een dominus.... O, de lieve, mooie jongens, de schatten! De twee schàtten! Zij glimlachte ze bijna toe, trouwens iedereen glimlachte. En kijk!! De Keizer glimlachte!! Gedoken stee
arom de dominus-gregis zelve, in rijk slepend gewaad, de Bacchides aan zij
rin, het publiek en rolde het aularium òp, eerst hunne so
r twee ?vrouwe-rollen", om de nog modernere fluitmuziek ook, om al het moderne choragium: al die pracht, die Plautus zelve verbaasd zo? hebben doen staan. Maar de cavea waardeerde juist die pracht, ingeweven in de oude komedie; en de delicati, de sierlijke jongelui met de zómerringen reeds aan de vingers, in de ridderbanken, tusschen de
ls het kon. Aularium neêr, maar siparium nog toe, was achter het tweede groote drukte en voorbereiding voor het eerste mimus-spel, terwijl, na korte pauze slechts, dat water vloeid
den ouden Verginius Rufus en Plinius; hij scheen zich geweld aan te doen beminnelijk te zijn: een bui, die meestal niets goeds voorspelde; tot opstaan kwam hij niet. Ziekelijk bleef hij in zijn zetel zitten. En het volk, na die wel mooie,
amen op met bokken en geiten; zij zongen van obscene dingen; zij waren Maccus, Pappus, Dossenus, de drie paljas-typen, die het volk beminde; zij waren Acco, Mormo, Alfito, de drie oude, buikige vrouwen-maar door mannen gespeeld,-die zingend verhaalden en gebaarden van kluchtige geboorten en miskramen, en de kluchtgodinnen van de Vruchtbaarheid zijn; zij
der onderhielden, en aan de voeten van Domitianus, die, gedoken-rug gekeerd naar het Theater,-sprak met
nu de Bacchides waren gespeeld en zij niet meer hadden te doen, wilden zi
end, alles van den beer vergete
ianus; we voèlden,
mooi speelden, k
e wel gaan
n we
je boeltje
dan die kostbare costuums, die aan het Theater behoorden!
oragus: kijk, we vo
keur
ums meê, om ze te br
Maar Thymele, de beroemde danseres, kwam aa
gens, zei Thymele; maar maa
? bluften de jonge
Gymnazium, en de t
ze er sch
kwam met Thym
zei Cecilianus, nie
en veegde haastig te gelijker tijd langs zijn neus: hunne g
ere jurk dan ik had?? v
ouwen lach
epel op. Gymnazium moet mij nu kappen. Of liever, kom:
nog rood en blauw
t en wit! protes
r niet toe,
. Zij had zelve iets van een jongen. En schertsend g
lachten v
ei de kleedster en omgreep
iep Cecilianus, als een m
eciliu
trix, omdat ze me zo
tonstrix en zoende haar: zij gie
kke Gymnazium. Waarachtig, ik word niet meer
en, zoenden haar. Zij zoende hen terug, heel moederlijk: het waren toch aardige bengels. Toen wipten ze weg, en
de jongens elkaar. Hè, wat h
aan hun gloe
uurde veelkleurige stoffen harer feestmantels, die plooiden onder hare bloote schouders af. En Crispina, half ter zijde gezeten naast de Keizerin, wendde zich, zoo als eene vaag omwendt als er wie of wat ook achter voorbij gaat. Zij zag
la riep tot de Keizerin, tot
weelingen v
at zij de Keizerinne-loge hadden ingegluurd, repten zich wat zij zich rep
zei
a, wat
i die F
zei z
ij war
. Wi
eeling
weelingen
van Cr
? Wie is
a dáar? In h
e Keizerin, rechts, de Virgo Max
zers nicht. En naa
van de Kei
rispina! O
t het n
eet het oo
was meer dan middag; de wind had zich gelegd, het velarium hing, slap uitgegolfd, bijna roerloos. Het water, de marmeren
na heel grappig was, met Pappus en Maccus, z
Cecilianus!
us en zijn meiden, het waren de vollers en de soldaten. Het waren niet de voornamere winkeliers van den Vicus Tuscus; het was niet Tryfo
hier! Cecilius
boven, terwijl de jongens op den roep der gladiatoren wuifden en de trappen vlug op klauterden. En de Keizer wees Plin
onder het roode, brandende velarium.... En er was geen plaats. Al de gladiatoren van het Colosseum, al de wagenmenners
p mijn knie, zei Col
boven, zei Carpof
hoofd; hij trok Cecilianus' ranke beenen over zijn zware schouders. De jongen lachte; hij zat kleintjes, als op een groot paard,
je
d, Jager. Zit ji
. Plots riepen ze
en een parodi
appus en Maccus deden kluchtig Cecilius na en Cecilianus: zij liepen met den soccus-tred; zij droegen dunne, hooge pruiken; zij zongen met valsche falsetten; zij mimeerden hun bevalligheid na; de jongens schaterden van het lachen! Af v
mte; boven het velarium rolde de donder
r! Wa
oten de geuren daar ginds. De jongens sn
! zei Colosseros tot
ook zoo gehaast,
ast.... mopperde Cecilianus. Omd
te water uit het gootje aan zijn voet en waschte Cecilianus. Als zoete kinderen lieten de komediantje
iet meer om uit te houden! Al was de Keizer er, al was er het Hof, kwinkslagen sloegen toch links en rechts, als vogels, die de vleugels uitslaan in een kooi. Het mocht wel, binnen zekere grenzen. Het was toch een volksfeest?! Er werd wel wat geduld. Tijdens de palliata was het publiek aandachtig geweest. Nu was het toch echt om te lachen, pret te hebben. ?De Koffer": het mimusspel van Publilius: overspel-tafereelen! Thymele verborg haar minnaar, die Latin
r werd het! En het broeide, het br
annestem, naast ee
ucht!! riep het
h. Het velarium rolde op
ten de gladiator
n in hunne verstarring. Maar de lucht was zwaar zwartg
rgesteld in de cavea, om
n de Aanzienlijken. Het was pauze. Oogen keken angstig naar boven, naar de donkere
entulus! juichten Ce
ea, hoewel tusschenspel nog v
rd eén
reolu
e zon brak de wolken door, scheen, schuin, rossig, langs de beeldenrij, die he
juichte h
eed schipbreuk. De muziek der fluiten raasde: de fluitspelers, rechts en links, bliezen zich, tot bèrstens toe, den adem uit achter het capistrum.... Hun aderen stonden aan de slapen gezwollen. De geesten van den storm dansten in de lucht, over de golven. Het schip verging, maar La
de gladiatoren, de so
tralen, die elkander kruisten! Het tooneel was bespat en besprenkeld met bloed. Laureolus, tusschen de sprongen der stupidi, vluchtte. De tooneelschermen veranderden telkens: stelden voor een paleis, een gouden grot, waar Laureolus zijn geroofde schatten verbergt;
ef, de moordenaar, de misdadiger! Er was een proces, en de rechters waren de stupidi en alles in het geding was klu
boven het Theater uit in de lucht. Het don
rotesteerd
n paleis-officieren en cubiculari? om den Keizer heen. Commando weêrklonk: de Pr?torianen, schild en spe
it de orchestra, de ridderbanken. De Keizerin vertrok. H
oor. En de cavea trotseerde den regen
agde Cecilianus, als
r, zei C
vaderlijk in zijn eigen kort manteltje. Colosseros en Cecilius zaten al in een mantel ge
roeg Carpoforus tee
knikte
ten. De orchestra stroomde leêg. In het Theater hoorde men van buiten het verwarde geschreeuw om de d
gd?? riepen zij hie
deze man, die zich verweerde, tusschen de vuisten van z
t! riepen zij hier
niet! Hij is het ni
iep Nilus, overtuig
ièt!! riepen
t Lentulus was. En boven het Theater donderde het e
is? Het is die weggeloopen slaaf, die met d
, ruischte het plotse gerucht,
aats van Lentulus gekruisigd als Laureolus! Hij w
t, met den regen, door
cht werd de moordenaar van Nigrina te zijn, werd voort gesleept door werkelijke beulen. Het décor stelde nu een somber heuvelig landschap voor, waarin de T van het kruis zich verhief, overs
tigheid en mogelijkheid van verklikkers vergetende;
tterlijk Juvenalis; zoo lang La
gaàn! dron
ienden! smeekte bijna
en ziet deze afschuwelijkhe
ze Senatoren, dat een beer den ongel
eolus"! spotte veron
en, zei Marti
?? riepen
s mijn tijd. Dien wil ik zien. Ik wil m
! drong
en gaat. Ik, ik blijf.... Ik w
; dien ik eenmaal zal boèken,
t is onze tijd, dien ik
et meer dan dichter ben. Verontschuldigt mij, vrienden en gaat
acht weg. Hij was ze
unde het doo
licht en neêr gelegd. De fluitmuziek
maar een prop werd hem
ijd.... De hamers der beulen klonken op de gr
kreunde h
hopigen ruk. Te vergeefs. De beulen gr
ande, als bezeten starende toeschouwers heen. De regen stroomde recht neêr
! riep d
Laureolus" had bestolen, verrezen de schimmen van wie hij vermoord had. Fluitgesnerp door regengeruisch....
o-o
t brò
De beer!!
r verslinden zo? aan het kruis, was ov
s tot de Alexandrijnsche. Maar een moordena
e matrozen uit Ostia; dat
ie dan? wer
hem was.... meend
slaaf hier!! was de
èf!!! schril
p het uit de slag
ldig zijn....??
erklikkers....
ers! De verk
beer achter de schermen, waar hij aangehitst werd door
reten de v
de beer in de orches
?cinctiones, stonden in den regen silhouetten in witte toga
ter de schermen hitsten de bestiari?, die hem aan een ket
unde het doo
rp hij zich, staande plots, reusàchtig, op het slachtoffer. Zijn klauwen sloegen in de naakte borst: hij rukte en
uit de armen van Carpoforus, uit diens mantel. Hij was op ge
van den knaap. Zijn armen bewog
rtje!! kre
erbanken, het volk uit de cavea.... Ook de
rtje! huil
aap op; het blonde hoofd viel op d
Carpoforus? snikte
de in den stroomenden regen het Theater uit. De Jager met zijn last-pluimelicht woog de k
Niet huilen, Cecilius: Carpofor
s, vergaten, in de ontzetting, de toonee
g er naar om, terwijl hij daalde, het kind in de armen, trede na trede; omgang daalde hij na omgang; telkens, als kon hij zijn blik niet àf wenden, zag hij naar de verschrikkelijkheid.
hij; eindig i
de poort, die hij uit zo? gaan
eindig ik ook.... Morg
mde schemering, die de tragische lucht neder sloeg, stond nòg, ge