Eene Gekkenwereld!
pagnies van het 2de Regiment Jagers te Moll, een aanzienl
r en de fourier, die te Lichtaert zooveel tot het gel
rps, en het was daar dat de mannen der compagnie alle twee dagen
dan Fr. 2,60 ontving, welke hij op weinig na tot niets anders dan tot drinken kon aanwenden, zal men begrijpen wat vertier er in de Zwaan werd gema
un dit te bewijzen stond hem echter geen ander middel ter hand, dan hun naar zijn best vermogen het lekkerste eten op te disschen: ni
den baas en dezes huisgenooten geworden, en riep niet zelden uit, dat
g en luidruchtig herbergleven moede, en hernam welhaast
uizendtal krankzinnige menschen in volle vrijheid tusschen de inwoners leefden, op straat wandelden, ter herberg gingen en zelfs deel maakten van gezelschappen, door de burgerij ingericht tot vermaak of tot beoefening der muziek. Allengs ontstond in hem de lust
noodig, want met kort na den middag te vertrekken, zou hij reeds voor drie uren te Gheel zijn, kon er alle
l was opgestaan, den draagband waaraan zijne sabel hing, zich over den schoude
boordsels en de vele vergulde knoopen prachtig uitlosten en schitterden. Op zijne schouders prijkten epauletten van saaienkoordjes met gouddraad
izen des dorps voorbijging en de lieden hem nakeken, hield hij het hoofd rechtop en stapte zelfs een weinig met het kunstma
j zeer jong en opmerkelijk tenger van lichaamsbouw; maar wa
evens zijne hoedanigheid van krijgsman, om in vrijheid rond te kijken, hier en daar eene bloem te plukken, op de boorden der Neeth in het vlietend water te gaan st
oor drie uren, het gehucht Kevermont ber
kenkant in de lommer zitten, met zijnen hoed voor het aang
zou voorbijgaan, stond hij op en kwam in d
niet waar? De vogelen zitten met open bek op de boomen te hijgen. Geen wonder, w
de fourier. "Ik doe een wandeling naar Gheel, om
r insgelijks naar toe, en indien m
iet: het is te v
te bezien. Hij moest wel meer dan vijftig jaar oud zijn; het geheel zijner kalme, vastgeteekende wezenstrekken kon eerbie
e waard is om te zien," zeide de fourier. "Volgens men
, fourier, w
volle vrijheid op de Markt e
kelaars voorbij zonder ze aan te spreken, dan hebt gij er geenen last van.... Zie, fourier, ginder onder de
et oog op den aangewezen ma
s ongetwij
zomer, van den morgen tot den avond; en wanneer het duister wordt, moet men met geweld hem naar huis
vorm en grootte waren genaaid. Een oude, geblutste schako, met eene papieren kokarde en een bos hanenvederen, stond hem scheef
eenen boom en presenteerde het geweer, met evenveel ernst als een war
j toch op het denkbeeld, daar altijd onder die boomen
maar toen men reeds gereed stond om het vonnis uit te voeren, schonk de generaal hem genade des levens.... Gij hebt gezien wat groote, sterke man het is; hij moet evenwel maar een klein hart in het lijf gehad hebben,
oo, reeds sedert tien jaar, zom
twaalf jaar en heb hem daar altoos zien staan, va
e Gheel?" vroog d
niet om te midden der huizen te wonen.... Ziet gij, ginder v
elde de fourier, vruchteloos in
moeilijk te ontdekken, voor iemand die nie
kast
arden, prachtige rijtuigen; maar voor mijne gezondheid ga ik liever te voet. Gij schijnt verwonderd? Omdat ik nederig gekleed ga en mijnen rijkdom niet ten toon spreid, aanziet gij mij waarschijn
e antwoorden; maar nu viel er onverwachte eene jonge vrouw geknield voor
zonden, anders moet ik recht naar de hel! Uwen zegen, uwen zegen
w zeer barsch achteruit
o iedereen te voet, die voorbijgaat. Ik za
rechtgesprongen en borst n
zottin? Geloof hem niet, mijnheer de generaal: hij is zelf zot, zot genoeg om geboeid te worden,
deze trok den fourier bij den arm, en zeide hem met ka
komen, zonder uitgescholden te worden. Men moest al de zotten, die zich onbele
niet afkeeren van die jonge vrouw, een oogenblik vroeger voor hem nedergeknield met zoet en biddend
s achter hem een scherpe noodkreet herklonk en de schree
ok tusschen de beenen hield en, dravend
genas, maar zijn verstand bleef verloren. Nu draaft hij over en weder van Kevermont naar Gheel en van Gheel naar Kevermont. Hij is anders een goed ruiter. Zoudt gij gelooven, dat die kerel mij b
ware mij God!.... Maar wat gebeurt u? Gij zi
ees voorui
dien man met zijne groote sabel? Hij is mijn bl
"Ach, mijnheer de fourier, om 's hemels wille, geef mi
, baron?" stamelde de onder-offic
n geld op mijn kasteel laten liggen. O, fouri
en aarzelende, in de hand van den krankzinnigen man, die met een wild geju
oogen ten gronde; hij was beschaamd, gekwetst, verdrietig, en vroeg zich zelve
meende hij, voortaan alle aanraking met de zinneloozen te vermijden. Was het waar, dat een vreemdeling hier moeilijk de krankzinnige van de redelijke m
j voorbij de schoone kerk van St
, vrouwen, mannen, die men genoeg aan hunne belachelijke kleeding en aan hunne dwaze gebaren kon herkennen; maar dewijl zij
schouders en een bijna vierkant hoofd, dat met den verwarden haarbos en de wentelende oogen er uitzag als een dreigende leeuwenkop. Zijne beide
nadering van den schrikwekkenden man zich van hem verwijderde en uit den weg
nde een halven cirkel rondom den geboeiden zinnelooze en ge
errassende ontmoetingen blootgesteld zijn; maar gelukkiglijk ontwaarde hij, bij zijne eerste stappen op de ruime pl
m te verhalen, wat zonderlinge krankzinnigen hij onderweg had ontmoet, en bovenal hoe de
men hem niet geven, anders drinkt hij, en wordt zijne ziekte veel erger. Verwondert de gekheid van dezen man u zoo uitermate? Ha, ik heb er wel wonderlijkere gezien! Het krielt hier van zotten; men kan zich wenden noch keeren, of men is er van omringd. Zie, daar zijn er reeds zes of zeven, die ons aangapen. Geef geene acht op hen,
eenen
e zinnen, en dit uur verspringt regelmatig volgens den tijd van het jaar. Nu en dan, wanneer er een onweder opkomt
de!" zuchtte de fourier. "Ziedaar das wat eene ziekte,
tschikt. Nu, bij het naderen der duisternis, springt hij eensklaps op, begint om hulp te schreeuwen tegen moordenaars, welke hij meent te zien, huilt, worstelt, slaat in het ronde en valt eindelijk met eenen akeligen doodsgil op den vloer.... Een uur daarna is hij weder stil en in bezit van zijn v
"Was het niet het vermaak, eenige oogenblikken in uw gezelschap te m
kt hebben. Daar komen vele onder-officiers. Ga er naar toe en wacht er eenige oogenblikken op mij. Ik moet met een rapport naar den adjudant. Gisteren had ik de wacht; er is daar een erge za
s die, vriendelijk en in schijn ernstig, met de krankzinnigen spraken of hun de hand drukten; burgervrouwen, die arm aan arm met eene zottin wandelden; gezonde kinderen die aan de spelen van zinnelooze kinderen deelnamen. En het was blijkbaar
het na te volgen, begreep hij nogtans, dat het edeler en moediger was den krankzinnigen mensch broederlijk de h
de, kwam hij in den Toren en vroeg den waar
kin, gaf hem het voorkomen van een uitgediend officier, maar hij droeg knevels noch bakkebaarden. Hij had schoon wit haar, dat tegen zijne slapen opkrulde. Meer dan zes
fourier plaats, om reden dat zij onder het venster
,-om toch iets te zeggen,-aan den heer, die voor
n uren noodig. Onder haar behooren zeventien buitengehuchten, waarvan vijf of zes hunne eigene kerk of kapel h
zoo verstaat het mijnheer onge
le van ongeveer 900, en wonen voor de groo
eid maak. Ik zie Gheel voor de eerste maal. Alles schijnt mij hier zo
et grootste getal komt evenwel van Brussel, omdat de go
voor het onderho
s vijfentwintig centen daags, en voor de rijksten, waar tusschen er zich bevinden die deftig gekleed gaan, uitgekozen voedsel krijgen en wijn drinken, soms wel tot 2,000 gulden en meer nog 's jaars. Dat d
hter het venster te hebben uitgekeken, of de sergeant niet kwam, vergat hij eindelijk zijnen vriend geheel, om te luisteren op hetgeen de bereidwillige heer hem zeide over de merkwaardigheden der gemeente, en onder andere aanga
gden van geleerdheid en verstand. Ook luisterde de fourier met waar genoegen en zelf met verslondenhei
aar den toog, als om van den baas een glas bier te eischen. Hier keerde hij zich echter om en spi
enaderd was, fluister
ets mede te deelen, d
n achterhof, en daa
met wien gij aan het spreken waar
n diep verstand
e, het is
ongeloovigen spotlach. "Indien er vele
zal hem het woord toesturen en slechts, als bij geval, den naam van Napoleon uitsprek
t niet!" smee
em voor eenige oogenblikken gelukkig. Gij hebt er u
den toog staan, terwijl zijn kameraad den heer met den
? Een ander weder dan toen Napoleon
heer rechtgesprongen, en riep nu met
p den schouder geklopt en mij gezegd: u maak ik burgemeester van Gheel voor geheel uw leven! En om uw groot verstand
te hij zoo geweldig zijnen jas open,
rlei kleur, medailles, ongangbare munten, blikken
apoleon voor hem te roemen, en verklaarde, met gekken ophef, van wie en waarom hij zijne schitterende eereteekens had bekomen: dit was het Fransche legioen van eer,
zien, kwam de baas van achter zijnen toog, legde zijnen arm den o
en jas toe, zakte op zijnen stoel terug en bleef zeer s
Zij kenden den fourier niet; maar de sergeant hun gezegd hebbende
oopte jas zijne pint bier geledigd e
el hadden plaats genomen,-het eerste onderwerp hunner redekav
k, ten tijde van Napoleon, had gehoopt tot burgemeester eener groote gemeente in Brabant b
oort van zinneloozen in hun logement werden verpleegd,
eene roede den grond af te meten en op een boekje de bekomene maten te berekenen. In den eerste weigerde deze man hem het geheim van zijnen arbeid te openbaren; maar het was hem toch eindelijk gelukt, den zot tot spreken te brengen. Uit zijne verklaringen bleek, dat hij een ontwerp vormde om van Gheel eene zeehaven te maken; daartoe wilde hij eene breede va
had hij reeds eens den schako en tweemaal de schoenen van den onder-officier op den zoek gebracht; maar de lieden van den huize, wanneer er iets werd gemist, waren zeker het onder het bed van den
g zij in hare gezellen en in de burgers van Gheel niets dan spoken of zielen van overledenen, die, evenals zij, in hunnen aardschen vorm op het l
ande; van een Lodewijk XVII, die beweerde aan zijnen bewaker Simon te zijn ontsnapt; van eenen ouden
keld of volgens soldaten-gewoonte, de zaken begonnen te overdrijven
m en rechtop gaande, met geheimzinnige blikken en gebaren als een profeet. Ik twijfelde niet, of het moest een dier zotten zijn, welke zich keizer of koning wanen; maar hij stak den vinger gebiedend tot mij uit en zeide op
kige menschen scheen hem zoo ellendig en beklagenswaardig, dat hij met eene soort van afkeer de scherts zijner makkers aanhoorde. Een onuitlegbaar gevoel van angstig
ijnen vriend, den sergeant, ten minste tot bij het gehucht Keve
e de sergeant
gezelschap nu zoo bijzonder veel prijs voor u te hebben? Gij zijt vervaard van de zot
beschaamd. "Ik weet niet wat ik heb, maar ik gevo
te Borgerhout te zamen speelden. De wereld is nu zoo;
lache en spotte met het ellendig lot der ar
dat de krankzinnigheid der meesten onder hen s
n, liefdesverdriet, wonden aan het hoofd, ongeluk en tegenspoed,
p de eerste oorzaak. Wat zien wij hier anders dan Goden, pausen, keizers, koningen, oorlogshe
maar die, welke hen naderen wilden, hield de sergeant door zijnen strengen blik en dreigende gebaren
el en de fourier, nadenkend en mi
fttaal gebezigd; maar in de volkstaal kent men slechts het woord zot; en wij zijn, om de waarheid
en gehoord, zou men kunnen twijfelen aan de waarheid van ons verhaal, omdat de toestand der krankzinnigen te Gheel aanzienlijk is veranderd sedert het Staatsbestuur, in 1851, de hooge hand over hunne verpleging heeft genom
rustig toe evenals in elke andere gemeente; men bemerkt er bij eene oppervlakkige beschouwing niets bijzonders; en, zoo men niet wist, zich in een middelpunt te
atbengels; hier zag men er met groote hoeden, suwarows met pluimen op het hoofd en eene houten sabel aan de zijde, die dachten groote veldovorsten te zijn en in schijn een gansch lege
rijke plaats en van duizenden menschen met verstandelijke vermogens begaafd, het zonderlingste kontrast opleveren, dat men wel ooit op
n men mij verhaald had, zeide deze achtbare heer, dat dit vroeger zoo bes
de hr. C. Va
ken en er kunnen erkennen dat, alhoewel daar nu ongereer 1300 krankzinnigen worden verpleegd, en deze meest allen
n schrift over Gheel, dit stadje Das paradies der Wahnsinnigen noemt; en wij, he