icon 0
icon TOP UP
rightIcon
icon Reading History
rightIcon
icon Log out
rightIcon
icon Get the APP
rightIcon

De roman van den schaatsenrijder

Chapter 10 No.10

Word Count: 2250    |    Released on: 04/12/2017

en nobel boven de kleinzielige sleur van 't alledaagsche leven. Kunst is de bloem des

nde de vele dagen en de lange weken, die op

pool en omgeving; en met angst zag ik de dagen langer worden en voelde ik de zon luwer en warmer schijnen

na; en 't werd mij meer en meer en o zoo droevig duidelijk hoe al die schoone kunst voor goed verloren ging. Maar het lot waakte als een trouwe beschermengel over mij en naarmate de ijsk

schilderijen in Papa's huis en vooral door 't bezoek op Ma

in die dagen dingen hebben gezegd,-wàt al weet ik niet meer,-dingen, die het geloof in haar levendig maakten, dat zij een groot talent als schilderes bezat, terwijl

en zelfs van den Grooten Musicus; en die verhalen boeiden haar bovenmatig; haar wangen kleurden en haar oogen tintelden; zij had ze willen kennen; zij snakte naar een meer artistiek en intellectueel milieu; en zij bekende mij met treurnis dat haar gewone leven en omgeving in Amerika haar dikwijls zoo banaal en zoo proza?sch scheen. Zij had

elke zich ook al beperkten tot één enkel milieu: dat van een Belgisch schilder, die toentertijd in Frankrijk's hoofdstad woonde en mij eens op zijn atelier ontvangen had. Inderdaad had ik haar me

t duurde niet lang of zij inviteerde mij om af en toe eens

t ik daar ook wel eens bleef lunchen en dineeren, tot het ten slotte een vaste

j deed mee als ik in het banaal gesprek over banale dingen; maar onze oogen spraken tot elkaar een intiemere taal, waarin heerlijke werelden van geluk zich soms in één enkelen zwijgenden blik openbaarden. Ons lichamelijk weze

slecht weer op haar kamertje, bij mooi weer naar buiten, in het lenteveld, waar nu de eerste bloemen fleurden; en het waren ofwel bespiegelingen zonder eind in de geparfumeerde gezelligheid van 't lichte boudoirt

ar te gaan wandelen. En eigenlijk was het net eender, want waar ik ook met haar was, slechts één gedach

ijker in mijn brein. Het zou en moest gebeuren, het kon ni

eed, omdat ik hem tegenhield. Doe dat niet, hou je stil, waarschuwde een andere stem in mij; en die nuchtere, koele stem des verstands verstijfde mij, deed mij ijzen. En dan was er ook nog een derde stem, een raadselachtige, die nooit iets duidelijks zei, maar aldoor glimlachte en s

n apart en als 't ware superieur plan stelde. Dan zeiden weer de oogen wat de mond nog niet had durven uitdrukken. Dan voelde ik haar heel, heel dicht bij mij, veel dichter dan wanneer we werkelijk alleen waren. Dan,.... ja,.... dan had ik misschien wel, als het mogelijk was geweest, mijn arm om

arop ik in het geheel niet geprepareerd was en die mijn innerlijk-materieele wezen in plotselingen opstand deden steigeren. Zoo werd ik eens vergast op "oystersoup." Dat waren uit hun schaal gehaalde en in melk gekook

één lepel proefde, dat mijn keel als met een muur was dic

n! riep Papa met de

maar ik ben er niet aan gewend. En ik

zei goedig Mama, die we

kwalijk? smeekte ik e

d, zóó fel genoot ze. Zij hadden allen het diepste meelijden met mij en zeiden, met een soort van spijt, dat ik toch heusch nog geen Amerikaan was. De

nen schenen zich als 't ware in tastbare vormen om hem heen te stapelen, terwijl zijn koonen bloosden van al de weelde die hij in en om zich heen droeg. Telkens weer herhaalde hij hoe hij met niets begonnen was, hoe hij gewerkt en gezwoegd had, hoe hij er eindelijk gekomen was. Hij lag daar als de heldere, integrale parvenu die het hoogste heeft bereikt wat een ordentelijk mensch kon wenschen te bereiken, en die nu mag genieten, die nu móét geniet

n Europa, voegde hij er met meelijdende geringschatting aan toe, is alles te oud, te ver

tal een lieflijken, vredigen glans in het getemperd schijnsel van de lampen en Mama's grijze haren golfden sierlijk en deftig om haar frisch gebleven gezicht, terwijl Auntie's wezen in de halve schemering waar zij bij voorkeur zitten ging, zich eenigszins verschrompelde en vertroebelde, met minder fellen glans van oogen, alsof zoo bij het einde van den dag een waas van droefheid

e vleien. 't Werd tijd voor mij om heen te gaan en langzaam stond ik op. Het moment van afscheidnemen was telkens als een geweldige en angstwekkende gebeurtenis voor mij. Van de wijze waarop ze

Maar soms lachte zij met stralende oogen en drukte mijn hand iets warmer en langer dan strikt noodig was; en dan kon ik niet gauw genoeg weg zijn om met die laatste volzalige impressie te vertrekken

Claim Your Bonus at the APP

Open